Elke magiër kwam eens in zijn leven een vreemd dier tegen. Zodra hij er één zag, voelde hij zich verbonden met dat wezen. Het kon een normaal paard zijn of een tijger. Het kon ook een uitgestorven dier zijn, als een mammoet of een dinosaurus. En het had ook zomaar een wezen uit de Mythische Verhalen kunnen zijn, een centauer of een faun. Niemand wist waar ze vandaan kwamen en waarom alleen de Magiërs ze zagen. Vaak kwam het dier een beetje overeen met de god waar ze in geloofden.
Hetzelfde gebeurde voor de Duistere Magiërs. Zij vonden over het algemeen draken. Deze draken werden op een speciale manier verbonden met hen. Iedereen had wel eens van hen gehoord, maar nog nooit gezien. En nu zijn ze er dus opeens.
Het Orakel voorspelde een Mythische Oorlog, maar de mensen, die alles geloven wat het Orakel zegt, wilden dit niet geloven. Zij beschouwden de wezens als een teken dat de Goden het goed met hen voor hadden.